Verslag: Nederlandse en Deense wetenschapshistorici ontmoeten elkaar in Aarhus

19 mei 2011

Ter gelegenheid van de inauguratie van Ida Stamhuis op vrijdag 13 Mei 2011 vertrok een aantal wetenschapshistorici van de VU te Amsterdam en van het Huygens ING te Den Haag naar Aarhus (Denemarken) – Azadeh Achbari, David Baneke, Ab Flipse, Frans van Lunteren, Ida Stamhuis en Huib Zuidervaart). Stamhuis is al enige tijd als ‘honorary professor’ verbonden aan het Instituut voor Wetenschapsstudies van de Universiteit van Aarhus.

Haar aanstelling heeft alles te maken met haar functie als ‘editor in chief’ van Centaurus, het officiële tijdschrift van de European Society for the History of Science. Het ‘editorial office’ van dit tijdschrift is al sinds mensenheugenis in Aarhus gevestigd. Op 12 mei was er een informele ontmoeting met leden van het Deense instituut. Hierbij schoof ook aan de voormalige Utrechtse hoogleraar geschiedenis van de wiskunde, Henk Bos. Voor David Baneke was het deels een weerzien met oude bekenden. Tijdens zijn studie had hij al enige maanden in Aarhus doorgebracht voor een onderzoek naar de daar aanwezige correspondentie van de Deens-Nederlandse astronoom Ejnar Hertzsprung (1873-1967).

Het huidige hoofd van het Deense instituut, Hanne Andersen, informeerde de Nederlanders over het onderwijs en het onderzoek. Evenals de VU-stafleden, verzorgen de leden van het Instituut van Aarhus hoofdzakelijk onderwijs voor studenten in de wiskunde en natuurwetenschappen. Het bleek dat filosofie een groot deel van het onderwijs uitmaakt, omdat studenten verplicht zijn dat te volgen. Het onderwijs in de wetenschapsgeschiedenis is niet onaanzienlijk, maar kleinschalig vergeleken met de filosofie. Er zijn twee extern gefinancierde researchprojecten, een over ‘Philosophy of Contemporary Science in Practice’ en een over ‘Exploring Greenland: Science and Technology in Cold War Settings’. Aan de hoogleraar Helge Kragh mogen enkele aparte woorden worden gewijd. Van deze befaamde wetenschaps¬historicus wordt gezegd dat er jaarlijks een nieuw boek uit zijn handen komt. Verder zijn er historici van de wiskunde en houdt men zich bezig met 17e- en 18e-eeuwse astronomie, het ontstaan van veldwerk en met wetenschappelijke expedities. Recent gepubliceerd is bijvoorbeeld een fraai geïllustreerd boek, geëditeerd door Kurt Moller Pedersen (Aarhus) en Peter de Clercq (Londen; voorheen Museum Boerhaave) over de wetenschappelijke reis van de Deense astronoom Thomas Bugge naar Duitsland, Nederland en Engeland in 1777.

Toen iedereen zich had voorgesteld was wel duidelijk dat er voldoende overlappende interesses bestonden om in klein comité verder te kunnen praten. Dat gebeurde dan ook heel geanimeerd tijdens een goed verzorgd eten in een Scandinavisch restaurant.

De volgende morgen was er een ontvangst in het naast het Instituut voor Wetenschapsstudies gelegen Steno-Museum. Dit wetenschapsmuseum, met deels een moderne en deels een historische collectie, is genoemd naar de Deense anatoom, natuurvorser en (tot het katholicisme bekeerde) bisschop Niels Stensen (1638-1686), die ook enige tijd in de Nederlanden heeft gewerkt. Vrij algemeen waren de Nederlandse bezoekers van mening dat men er in het Steno-Museum in geslaagd was om met behulp van de historische objecten in beknopte vorm een zeer attractieve en bijzonder informatieve presentatie te maken. Aansluitend was er in het begin van de middag de inaugurele rede van Ida Stamhuis. Deze handelde over ‘Genetics: new approaches and researchers in the study of heredity; Wilhelm Johannsen and Tine Tammes’. Het zal niet toevallig zijn geweest dat de disciplinevorming van de genetica werd geïllusteerd aan Wilhelm Johannsen en Tine Tammes, een Deen en een Nederlandse. Stamhuis betoogde dat een brede historiografische benadering, waarbij onder meer gebruik wordt gemaakt van literatuur over ‘disciplinarity’, nodig is om een analyse te geven van het ontstaan van de discipline van de genetica. Dan kan op natuurlijke wijze het belang van de probabilistische denkwijze en het aanzienlijke aantal vrouwelijke onderzoekers in de beschouwingen worden betrokken.

Op de receptie na afloop konden de collegiale gesprekken die de dag ervoor waren aangevangen, worden vervolgd. Van die gelegenheid werd druk gebruik gemaakt. Hierbij moest wel zorgvuldig de aandacht worden verdeeld tussen het geestelijke en het lichamelijke. De Nederlanders kunnen eigenlijk niet geloven dat een dergelijke ‘aangeklede’ receptie normaal is in Denemarken. De Nederlanders kijken terug op een stimulerend bezoek van Aarhus. Het valt te verwachten dat meerdere contacten die zijn gelegd van langduriger aard zullen blijken te zijn.