Geldenhouwer, Gerard (1482-1542)

31 maart 2010

I. Biografie

Gerard Geldenhouwer (Nijmegen 1482-Marburg 10.1.1542) volgde zijn eerste opleiding samen met Frans van Cranevelt in Nijmegen en later aan de beroemde Latijnse school in Deventer.Vanaf ca.1500 verbleef hij,inmiddels ingetreden bij de Kruisheren,te Leuven.In 1514 trad hij toe tot de hofhouding van Karel V,waar hij verbonden werd aan de staf van Filips van Bourgondië,vanaf 1517 bisschop van Utrecht. Na diens dood in 1524 vond hij in Maximiliaan van Bourgondië, abt van Middelburg, een nieuwe beschermheer, bij wie hij echter nauwelijks zou verblijven. Geldenhouwer was steeds meer in de ban gekomen van het opkomend Lutheranisme en maakte in 1525 een reis naar Wittenberg. Een reis naar Erasmus in Bazel bracht hem in 1526 in Straatsburg, vanwaar hij Worms bereikte: hier bekeerde hij zich openlijk tot het Lutheranisme.Hij leefde vervolgens korte tijd (deels ondergedoken) in Antwerpen, Straatsburg en Augsburg. De publicatie van enkele stellingen van Erasmus bracht hem in hoogoplopend conflict met deze. In 1532 werd hij tot hoogleraar geschiedenis en in 1534 tot hoogleraar theologie aan de nieuwe universiteit van Marburg benoemd, in welke hoedanigheid hij overleed in 1542.

II. Geschriften

Geldenhouwers activiteit is nogal divers. Eerst en vooral heeft hij assistentie verleend bij enkele publicaties van anderen,zoals Erasmus’ De constructione octo partium (1514), Parabolae (1515) en Institutio principis Christiani (1516) en More’s Utopia (1516).In deze periode koesterde men hoge verwachtingen van hem in het Leuvense humanistische milieu en stond hij op zeer goede voet met Erasmus. Hij publiceerde daarnaast nog Satyrae en een aantal beschrijvingen van eigentijdse gebeurtenissen. Zijn meeste aandacht ging, in dit spoor, uit naar de geschiedenis, vooral dan die van de Nederlanden. In de zgn. Bataafse kwestie heeft hij een belangrijk aandeel gehad.Als zodanig sluit hij aan bij de tendens in de vroege 16de eeuw om door aandacht voor het Germaanse (anti-Romeinse) verleden een soort nationale identiteit te ontwikkelen of tenminste op gelijke voet te komen staan met de Italianen die de antieke Romeinse erfenis monopoliseerden. Hiernaast staan enkele publicaties van teksten en brieven in de Lutherse kwestie, die hij kort na zijn bekering deed verschijnen. Een mogelijk gepland groot werk over de eigentijdse geschiedenis is nooit voltooid: een verzameling aantekeningen eventueel hiervoor bedoeld is in handschrift bewaard en bekend onder de naam Collectanea. Een belangrijke bron voor zijn biografie wordt gevormd door de brieven aan zijn jeugdvriend Frans van Cranevelt, lopende over de periode 1520-1526: deels berichten deze over zijn activiteiten als secretaris van bisschop Filips, deels getuigen ze van de serieuze moeilijkheden waarin hij zich na zijn bekering bevond. Ook de formele mededeling van zijn overgang bevindt zich in deze collectie. Geldenhouwer was als mens nogal beïnvloedbaar en vormt door zijn leven en werken een interessant typevoorbeeld van de situatie van het Humanisme tegenover de Hervorming.

III.Werken

Poëzie: » Satyrae octo ad verae religionis cultores (Leuven, 1515).

Geschiedschrijving:

» De situ Zeelandiae (Leuven, 1514) » Pompa exequiarum Catholici Hispaniarum regis Ferdonandi (Leuven, 1516) » De triumphali ingressu Philippi de Burgundia in ditionem suam (Leuven, 1517) » Lucubratiuncula de Batavorum insula (Antwerpen, 1520; herdruk in Scriverius, Batavia illustrata, Leiden 1609, p.1-8, en Inferioris Germaniae antiquitates, Leiden 1611, p.1-8) » Vita Philippi a Burgundia (Straatsburg, 1529; herdrukt in Marquard Freher, Germanicarum rerum scriptores aliquot insignes, Frankfurt 1600-1611 en Straatsburg 1717, alsmede in de Analecta van Matthaeus, 1690 en 1738) » Historia Batavica (Straatsburg, 1530; herdruk Marburg 1533 en 1538, Keulen 1541 en enkele malen in verzamelwerken (zie Bejczy e.a. (1998), p.29)) » Germaniae inferioris historia (Frankfurt, 1532; enkele keren herdrukt in verzamelwerken (zie Bejczy e.a. (1998), p.29-30)) » Vita Rodolphi Agricolae Frisi (in:Johannes Fichardus,Virorum qui…memorabiles fuerunt Vitae,Frankfurt, 1536, f°.83r-87r) » Germanicarum historiarum illustratio (Marburg, 1542; herdruk in enkele verzamelwerken (zie Bejczy e.a. (1998), p.30-31)) » Een Liber de viris illustribus Inferioris Germaniae is verlorengegaan, behalve (vermoedelijk) de biografieën van Wessel Gansfort (in Fichardus Virorum…Vitae, f°.87r-88r), Johannes Murmellius (vaak als inleiding van diens Pappa puerorum) en Petrus Montanus (bewaard als inleiding van de editie van Montanus Satiren (mogelijk door Geldenhouwer bezorgd), Straatsburg, 1529). Het is niet zeker of bovenvermelde biografie van Agricola ook uit dit werk stamt of dat dit een zelfstandige publicatie is.

Overig (meestal (Lutherse) strijdliteratuur):

» De terrifico cometa (Antwerpen, 1527-28)

» D. Erasmi annotationes in leges pontificias et Caesareas de haereticis, samen met Epistolae aliquot de re evangelica et haereticorum poenis (Straatsburg, 1529; nog herdrukt in Straatsburg, 1609; een eerdere editie, Erasmi epistola, is verlorengegaan, terwijl soms nog een derde editie wordt aangenomen; bovendien werden enkele van de hier gebundelde brieven als losse pamfletten nog gedrukt, zowel vóór als na deze editie.In het kader van hetzelfde conflict met Erasmus bezorgde Geldenhouwer ook nog een editie van Erasmus’ Epistola contra pseudevangelicos, zonder plaats of drukker, waarschijnlijk Straatsburg, 1530, met aantekeningen)

» Institutio scholae christianae (Frankfurt, 1534) » Epistola de officio christiani principis (Frankfurt, 1538; herdruk Marburg 1538 en Keulen 1541) » Enchiridion principis ac magistratus christiani (geschreven 1539, gedrukt Keulen 1541)

IV. Literatuur

BHAPB,1972,1988;G.Tournoy,‘The Beginnings of Neo-Latin Satire in the Low Countries’,in R. De Smet (ed.), La satire humaniste.Actes du colloque international des 31 mars,1er et 2 avril 1993, Leuven, 1994, p.95-109; I. Bejczy, ‘Gerard Geldenhouwer of Nijmegen: Epistola de officio principis christiani (1538); Enchiridion principis ac magistratus christiani (1539)’, Humanistica Lovaniensia, 40 (1991), 168-205;

I. Bejczy, ‘Drie humanisten en een mythe. De betekenis van Erasmus, Aurelius en Geldenhouwer voor de Bataafse kwestie’, Tijdschrift voor geschiedenis, 109 (1996), 467-484; I. Bejczy-S. Stegeman-M. Verweij,Gerard Geldenhouwer van Nijmegen (1482-1542) Historische werken,Hilversum 1998;M.Verweij, ‘Erasmus in the Collectanea, 1520-1530, of Gerard Geldenhouwer (1482-1542), Lias, 25 (1998), 31­41;G.Tournoy,‘Neo-Latin satire in the Low Countries from an Italian perspective’,in:R.Schnur (ed.), Acta Conventus Neo-Latini Bariensis. Proceedings of the Ninth International Congress of Neo-Latin Studies, Bari, 29 August to 3 September 1994,Tempe,Az.1998,71-95;I.Bejczy – M.Verweij,‘Die Institutio scholae christianae (1534) von Gerard Geldenhouwer. Kritische Ausgabe mit Kommentar’, Humanistica Lovaniensia, 49 (2000), 55-87 .

[M.Verweij]

Citeerinstructie:

M.Verweij,‘Gerard Geldenhouwer’in:Jan Bloemendal en Chris Heesakkers,eds., Bio-bibliografie van Nederlandse Humanisten. Digitale uitgave DWC/Huygens Instituut KNAW (Den Haag 2009). www. dwc.huygensinstituut.nl